Simon Vinkenoog:

De nieuwe volkstuinder

oor Luc Sala

De belangrijkste happening voor dichter, schrijver en psychedelicius Simon Vinkenoog is de laatste tijd zijn volkstuintje, waar hij samen met zijn vrouw Edith een nieuwe band met de natuur beleeft. Als een kind zo blij met zijn stukje grond, waar hij vorig jaar tegenop liep, ziet hij daarin toch ook een hogere taak en wijst naar Voltaire's `Il faut cultiver notre jardin', je eigen tuintje bijhouden.

Ik sprak met hem over dit blad (Ego MM), over schrijven, informatie en over de techniek. Simon is New Age en Old Age, geeft zijn mening over alles en nog wat in Bres en zit nooit om een uitspraak of citaat verlegen. Op zijn 21e vanuit Parijs al met een eigen blaadje begonnen, en na veel vertalingen, gedichten, optredens en happenings nu de spil van het `andere' Nederland.

De boodschap, die ik steeds meeneem van een ontmoeting met hem is dat een beetje genieten van het leven best mag, dat we met stress ook nergens komen, en dat ik nog steeds een heleboel te lezen heb. Een beetje frustrerend is dat laatste wel, zeker als je denkt dat je daar geen tijd voor hebt.

We zaten een middagje te praten, samen met Edith en dat wordt al snel een soort intellectueel schaduwboksen, met een intuïtieve richting maar vooral een plezierige gewaarwording.

Hij is licht tot terugkijken te verlokken, maar ook licht in vlam voor de schoonheid van de grootse matrix der dingen. Vooral schrijvers, kennisjagers zoals hijzelf kunnen hem inspireren, maar vaak blijken de boeken waar hij enthousiast voor is, uitverkocht en nooit echt populair geworden. Integrerende kennis, de dingen in een groter verband zien, dat komt voor hem niet uit een bepaalde hoek, zowel het Westen als het Oosten draagt daaraan bij.

Steeds vindt hij uitspraken, stukjes tekst, citaten, uit onverwachte hoeken, die een bepaalde situatie illustreren, maar ook op hemzelf slaan.

`Once High, always high, that's the only thing I unequivocally know'

`Zo'n kosmisch gevoel heb ik in lichte mate permanent'

Dat is het soort uitspraken waar Simon zich in kan vinden.

Met de orginele stem van Tagore op de achtergrond is praten met Simon en Edith niet iets voor schroomvalligen. Af en toe moet de woordenvloed gestopt worden, maar ook Simon past die techniek toe en gaat dan zoeken naar dit of dat boekje met ongetwijfeld een passend citaat. Edith valt in, soms nog emotioneler dan Simon, een hartelijke vrouwelijkheid.

Navigator in de datazee

Het huis van Vinkenoog is een met boeken afgeladen verdieping, schuins uitkijkend op de Amstel, vol met esoterische objecten, Oosterse kunst en moderne herinneringen aan de lange rij artistieke wandelaars, die zijn pad kruisten. Maar het meest opvallend is het papier, de boeken, de bladen, de brieven en de knipsels, overal en nergens, waar maar een plaatsje te vinden is. `En', zegt hij dan met enige trots: `In de gewelven van de Vondelkerk staat nog veel meer'.

Ouderwets dus, scharrelend en tastend, eerder wetend dan speurend, Simon vindt in die massa gegevens vaak sneller wat hij nodig heeft dan wat hij zoekt. Zonder computer, hoewel Edith wel een Atari heeft, maar hij ziet daar niet zo veel in: `Het zou nog een leven kosten om al dat spul in de computer te stoppen, laat mij maar, ik hou van papier in mijn handen. De mens is ook meer dan je in een computer kunt stoppen en driekwart van de leringen in de wereld worden nog steeds mondeling overgebracht. Ik ben zeker niet tegen computers, dat zou dom zijn, maar we moeten een beetje opassen, geen God van onze Golem maken, daarvoor waarschuwde Norbert Wiener al. Zo beïnvloedt de manier waarop een computergeheugen werkt ook onze eigen manier van bewaren, net zoals de uitvinding van het schrift de noodzaak om alles te onthouden heeft verminderd, het wordt buiten jezelf gebracht.'

Zijn manier van werken met die gegevens `het wordt pas informatie als het ergens in mijn persoonlijke tapijt past, of er juist mee contrasteerd, alleen maar feiten en gegevens hebben geen waarde' is intuïtief. Dat werkt, en ik geloof ook nog beter dan al dat gedoe met databanken en computers, hij is een verrukkelijke `databink' op zichzelf, een levende databank. Geen twee zinnen zonder citaat of verwijzing, Simon lijkt zich vaak te verbergen achter mooi geformuleerde meningen van anderen, wil doen vergeten dat hij het is, die zo'n citaat gebruikt en bij de hand heeft. Een eenvoudige dorpsschrijver en volkstuinder, noemt hij zichzelf, de verdedigende bescheidenheid laat voelen dat ook hij heeft geworsteld met respect en acceptatie.

Ik krijg de neiging hem te beschrijven als zoekend, tastend, rokend en doend, een taalgebruik dat aansluit bij zijn intense manier van ergens mee bezig zijn. Hij doet de dingen heftig, beleeft ze op een wat nerveuze wijze ook van binnen uit, weet waar hij zit, hoe de zon in de kamer valt en wat er vorig jaar, maar ook vijftien jaar geleden gebeurde. Vergeetachtig en een tikje verstrooid, het draait vooral om golven van de universele energie die hem bijblijven, maar zijn pen is hij geregeld kwijt.

Simon is minder de wijze pilaarheilige dan wel de plagende coyote, hoofdrolspeler in zijn eigen theater waar hij niet schroomt om zijn rol van criticus, van nieuwe `zot' en demonisch redenaar te accepteren en te profileren. Zonder dat hij nu overdreven deel neemt aan het Amsterdamse leventje, zie je hem toch geregeld. Wanneer oude vrienden als Timothy Leary `in town' zijn, klimt hij graag met of voor hen op het podium. Zijn rol als drager en getuige van een heel stuk tegencultuur is genoegzaam bekend.

Profeet of historicus der Happenings

`Ik wil niet echt meesturen, maar wel meedoen. Op het moment is er nogal wat belangstelling voor de geschiedenis van de psychedelische beweging, ik ben daar wel blij mee. Wat twintig, vijfentwintig jaar geleden gebeurde, daar kijkt men nu weer naar terug. Die sfeer van toen, het `frapper, frapper toujours', het altijd bezig zijn met `kijk uit je eigen ogen', dat is er nog steeds.'

`Als we niet meer kunnen communiceren over de meest verschrikkelijke, ongeloofwaardige dingen, dat is pas de dood. De dood van de communicatie is de engie, echte dood. Soms denk je, dat de techniek die communicatie in de weg staat, met een machine ga je tenslotte niet zo gauw over geboorte en dood praten'. `De computer geeft wel meer macht, maar aan steeds minder mensen. Er komt meer te doen, maar voor minder mensen, er komen dus meer niet-werkenden. Wat moeten die doen, die weten geen raad met hun tijd en dan wreekt zich het feit, dat onze maatschappij geen overgangsriten meer heeft. Aldous Huxley in Island schreef over een utopische samenleving, waarin ieder kind op zijn zeventien/achttiende een psychedelisch middel zou krijgen en zo tegenover een grotere werkelijkheid gezet zou worden. Nu zien we dat men zoekt naar ander vermaak, zoals het voetbal, dat wordt al beschreven als de voorloper van de nieuwe `stadsreligies'.

Eigen mening uitdragen

Hij denkt enthousiast mee over Ego 2000, wil zelf altijd nog nieuwe bladen maken, maar is toch blij met de ruimte, die hij bij BRES heeft. Een eigen blad, dat gevoel kent Simon. `Soms is er geen podium voor wat je wilt. Het is moeilijk om met je eigen ideeën ergens ander de macht over te nemen. De macht die je zelf kunt grijpen, zeker in deze moderne Xerox cultuur, dat is nu toch gemakkelijker.'

De neiging om dingen uit te dragen, te schrijven, is dat een frustratie, een onvrede in jezelf? `Helemaal niet, het gaat er om jezelf leeg te maken. Hoe meer je naar buiten brengt hoe leger het van binnen wordt. Wat je vastlegt op papier gooi je los in je hoofd. Je kunt schrijven omdat je iets kwijt moet, maar ook omdat je het juist vast wilt houden, voor jezelf.'

Maar dan lees je weer iets nieuws, een ander boek, je laadt je weer net zo snel vol met andere, nieuwe dingen? `Hou jij soms op met in en uitademen tot de dood er op volgt? Is niet het opdoen van kennis en het daardoor vreugdevoller maken van het leven hetzelfde als in- en uitademen?'. Hij citeert: `Kennis is liefde, als je liefhebt ben je vrij, als je vrij bent kun je kennis opdoen, als je kennis hebt kun je stil worden.'.

Doorgaan dus, juist in deze tijd gebeurt er weer van alles, het is niet minder dan twintig jaar geleden. Ook de televisie is daarbij helemaal geen vergrijzer, maar er komen juist heel bijzondere visies door aan bod. Er zijn ook nog pamflettisten, mensen die deze Xerox-cultuur gebruiken om hun eigenwijze visie uit te dragen. Simon zit midden in dat netwerk, wie wat afwijkends schrijft weet hem wel te vinden. Hij kent iedereen, weet wat ze doen en maakt nieuwe contacten, zegt wie je moet bellen en waar wat staat te gebeuren. Hij noemt zichzelf dan ook `een werelddienaar in netwerken', contacten maken en opsnuiven wat er gebeurt. `Just connect' zei Brian Aldiss, maar Simon heeft daar ook veel plezier in, heeft al heel wat revoluties meegemaakt, maar gnuift al bij de gedachte aan de volgende. Hij citeert Ken Kesey's motto; `I am a sensation junkie'.

De link tussen Simon en de werkelijkheid die hij voor zich zelf schept en dus toelaat, is veelomvattend, maar ook kleinburgerlijk gezellig, zonder schaamte genieten. Niet moeilijk doen, als het lekker is heeft het ook wel kwaliteit of kun je het in ieder geval proberen.

In de loop van het gesprek wordt, na een taartje, thee en een biertje, langzaam de weg in de hoogte zoekend met een rokertje, geen onderwerp meer uit de weg gegaan. God, het absolute, kan iemand er aan twijfelen dat hij een spiritueel mens is. Hij wil niet om zijn kosmische ervaringen heen, waarbij hij nog steeds gemakkelijker met `natuurlijke' middelen werkt dan met dingen als brain- machines. God of het Universele, daar wordt te weinig mee gedaan, dat houden we van ons af, in veel bewegingingen van de laatste tijd komt dat spirituele niet duidelijk genoeg door. Maar het hogere zit ook in onszelf, zoals alles trouwens.'

`Ieder mens is anders, maar het is heerlijk als je met iedereen, van heilige tot misdager, mee kunt voelen. Alles zit ook in jezelf, we moeten compassie hebben met de gemartelde, maar ook willen weten wat er omgaat in degene die martelt.'

Simon Vinkenoog is langzamerhand van aanjager tot wegwijzer gegroeid. Hij blijft open en eigenzinnig, fel en zichzelf niet verbergend, een vriend om mee te genieten,

Who am I but my friends in me
Who are they but the Friend in me,
Then what about my enemy

Luc Sala


Terug naar de EGO 2000 index.
ud E / 12 Jan 95