Innovatie: hoe komt verandering tot stand

L. Sala, 2013

“Tom Poes, bedenk ’n list” is Heer Bommel’s manier om problemen op te lossen, maar waar is de Tom Poes te vinden? In bedrijven, de samenleving, overal zoeken we naar nieuwe ideeën, andere visies, hopend op verandering en vooruitgang. We kijken daar soms wat beperkt naar, de Islamitische jihadisten zien we als achterlijk, maar Che Guevara is een cultfiguur geworden.  Het vinden en steunen van die innovaties die echt een verschil gaan maken is waar het eigenlijk om draait en helaas weten we niet altijd vooruit of iets echt gaat werken of gaat falen.

Innovatie is de wonderolie.  Venture capitalists, innovatiecoaches en, hopelijk, de sturende krachten in wetenschap en bij de overheid willen juist dergelijke vernieuwingen tijdig sonderen. Want juist in de beginfase is steun relatief goedkoop en kun je de uitgroei stimuleren. Het is belangrijk is het om de mensen die dergelijke ideeën kunnen hebben te traceren, vanwege wat epigeneticus Bruce Lipton het “Butterfly gen” van de pioniers noemt.

Verandering bewerkstelligen in wetenschap, kunst en de samenleving, het change agent zijn en out-of-the-box denken, het is namelijk geen universele eigenschap en is ook maar beperkt gerelateerd aan intelligentie. Dat talent is moeilijk te meten of te voorspellen.

Er zijn zogenaamde disruptive inzichten of uitvindingen, die zo veel kracht hebben, dat ze een eigen leven gaan leiden en tot bloei komen. Ze hebben iets unieks en aanstekelijks, waardoor ze zich verspreiden als virussen, nauwelijks geremd door de normale barričres en met een eigen energie. Juist nu door de toegenomen connectiviteit bijzondere vindingen (goede en kwade) zich razendsnel verspreiden is het determineren van innovatie en innovatoren essentieel voor iedere organisatie die wil overleven. Maar hoe kun je verandertalent vinden?

Vooruitgang of chaos

Veranderingen die op termijn de gang der dingen wezenlijk gaan veranderen zijn er altijd geweest. De geschiedenis van de wetenschap gaat er prat op. Meestal waren het uitvindingen, die voortkwamen uit oorlogvoering of door harde noodzaak door klimaatveranderingen of rampen. Ze pasten in het tijdsgewricht zoals de ontdekking van de boekdrukkunst maar zijn ook heel vaak zijn terug te voeren op een of enkele geďnspireerde individuen. Aristoteles, Ptolemeus, Archimedes, Bruno, Newton, Einstein, von Neumann, Josephson of de nieuwe Nobelprijswinnaar Peter Higgs zijn zulke figuren en er zijn er veel meer, in alle sectoren en disciplines.

De wereld verandert en doet dat al heel lang, we zijn al vijf miljard jaar op weg naar de toekomst. De biologische evolutie, leven dus, zou in een materialistische visie het gevolg zijn van random mutaties en selectiemechanismen. Dat verklaart nauwelijks de richting en het ontwikkelen van structuren en informatie die tegen de entropie (vergrijzing-afvlakking)  tendens ingaan. Nu lijkt de vraag naar de oorzaak van verandering een filosofische kwestie. In de praktijk is het echter wel van belang te bekijken hoe nieuwe ontwikkelingen, innovatie en verandering eigenlijk ontstaan.

Innovatie wordt (zonder veel realiteitszin overigens) vaak gelijkgesteld aan vooruitgang en dat sturen is een soort heilige graal aan het worden. Verandering, liefst een verbetering qua comfort, kosten, ecologische belasting of winst is waar men naar streeft, maar een brede visie op wat dat ook nog veroorzaakt begint pas door te breken. De vraag of we gelukkiger worden van al dat moois en dat ook op termijn blijft meestal onbeantwoord.

Ondernemers, NGO’s, de overheid, ze gooien er grof geld tegenaan, in incubatie- of cooperatie-opzetjes, via venture capital en in private-public samenwerking. Het lijkt erop dat net als bij reclame het grootste deel van de er aan bestede energie niets oplevert.

In de huidige groeispurt van connectiviteit door digitale media gaat die verandering soms heel snel, internet heeft zich als een virus verspreid en dringt diep door, ook in de machinale wereld met M2M communicatie. Er ontvouwt zich een wereld, waar alles met alles verbonden is, waar transparantie de norm is, privacy een illusie en netwerken de modus operandi.

Dat die transparantie op den duur de speculatieve winsten verkleint, de verschillen elimineert, schaalgrootte benadrukt en vergrijzend (entropisch) werkt in allerlei opzichten wordt nog niet als serieus probleem gezien. Dat internet en real-time communicatie ook de terugkoppellussen in de techniek, economie en de politiek verkort, minder dempt en daardoor instabiel kan maken wordt al helemaal genegeerd. De rust is uit het systeem, we zweven van crisis naar crisis, de publieke opinie is een windvaan; lange termijn denken en doen worden opgeofferd aan de waan van de dag, de beurs en de media.

Bij die versnelde en versnellende ontwikkeling zijn we niet veel opgeschoten bij het begrijpen van de oorzaken van verandering, van innovatie of van het leven zelf. We meten van alles, weten hoe het zich ontwikkeld, zien de invloed van omgevingsfactoren en kunnen wat meer sturen, in de genetica, in incubatie van leven buiten de baarmoeder, maar een “Godsdeeltje der Verandering”, een evolutionair stuurmechanisme boven random mutatiemechanismen en chaosmechanismen is nog niet ontdekt. Dat laten we aan de theologen en het geloof. De wetenschap heeft zich wat dat betreft geďsoleerd van het leven en de werkelijkheid. Ik denk persoonlijk dat we juist in het extradimensionale, het niet meetbare moeten zoeken. Richting en doel vinden we niet in de materiële dimensies maar daar waar informatie, complexiteit en negentropie (negatieve entropie) vandaan komt. Dat is die andere wereld, die de wetenschap ontkent.

Ontdekken of uitvinden?

De oude Grieken waren wat dat betreft duidelijker, Plato sprak niet over uitvinden, maar zag alles als ontdekken of kopiëren, als komend vanuit een andere (ideale) wereld.

Toch valt er wel wat af te zeggen (misschien niet meer dan speculeren) over mutaties, over filtering van mutaties en het ontstaan van bijzondere ideeën (singulariteiten). Inzichten in de psychologie, met name in de ontwikkelingspsychologie, in persoonlijkheidskenmerken en de invloed van omstandigheden (de epigenetica in brede zin) vertellen wel iets over hoe vindingen ontstaan, gedijen en uitgroeien tot change agents. Met name het analyseren van succesvolle innovatoren en ontwikkelingen heeft geleid tot een wetenschap en discipline die we “verandermanagement” kunnen noemen.

We weten nog steeds niet waarom deze of gene geniale gedachte ontstaat, maar begrijpen wel beter hoe je optimaal zou kunnen omgaan met nieuwe inzichten die opkomen en hoe we ze kunnen helpen verder te ontwikkelen. Het conservatisme van vroeger is, zeker in het bedrijfsleven en aan het front van de veranderingen veel minder geworden. De wetenschap en academia zijn daar helaas nu eerder een remmende factor in. Ook de manier waarop de politiek met innovatie omgaat is een aanfluiting, mislukken is bij overheidsprojecten bijna ingebakken. Het inzicht, dat innovatie en kleinschaligheid (of is het ruimte voor individueel afwijken) samenhangen, is wel gegroeid.

Alles verandert, zei Heraklitus al. In de levenscyclus van ieder idee, product of organisme (ook de mens) zijn er verschillende stadia en invloeden. Alles wat bestaat is tijdgebonden is, zelfs het universum zoals we dat denken te kennen. Tijd in die zin is het kenmerk van manifestatie, de brug tussen het zichtbare en onzichtbare. Alles is daarnaast onderhevig aan externe invloeden. Hoe meer iets verbonden is en afhankelijk van andere zaken, des te instabieler wordt het, des te meer gaat de ontwikkeling afwijken. In biologische termen gaat het fenotype afwijken van het genotype, in cyberspace zien we dat ideeën sneller een eigen leven gaan leiden. Het oorspronkelijke idee wordt aangepast, ontwikkelt zich. Dat wordt gemakkelijk ook als innovatie of creatie aangeduid, maar is als proces meer ontwikkeling en aanpassing en ook makkelijker te sturen. Van simpele producten maken we varianten en opvolgers, aanpassingen aan de mode, zelfs de iPhone kun je nu in kleurtjes krijgen. Aan die aanpassingen zijn wel grenzen aan, schapruimte bijvoorbeeld en het kosten/opbrengsten plaatje, maar meestal groeit men tot dergelijke grenzen overschreden zijn. Net als dat het “Peter-principle” aangeeft dat men in carričres meestal doorgroeit tot het niveau van incompetentie is bereikt zien we ook bij productontwikkeling dat men vaak te ver doorschiet in het aantal variaties en versies.

Het is mogelijk de ontwikkeling van een idee (naar product, dienst, onderneming, wetenschap, etc.) te vergelijken met de ontwikkeling van de mens (en andere organismen). Er is een soort begin, de echte innovatie, een genotype dat ontstaat in de geest van een enkeling en dat gaat groeien en zich ontwikkelen, maar dat ook aanpassingen gaat vertonen aan de omgeving. Er ontwikkelt zich een persoonlijkheid of fenotype dat de oorspronkelijke bedoeling (de genen) nog wel in zich draagt maar een eigen gezicht heeft.

De echte vonk

Het geniale van mensen als Steve Jobs was dat ze, natuurlijk geďnspireerd door wat ze oppikten (bij Apple kwam  dat vaak van Xerox’ PARC) een eigen en eigenzinnig concept durfden en konden neerzetten. Anderen gingen daarmee verder en nu is Jobs’ visie al bijna verwaterd door variatie en fenotypische aanpassingen, maar de energie is nog voelbaar. Nu was Jobs geen standaard mannetje, hij stond open voor alternatieve inzichten, gaf zelf toe dat LSD hem de ogen opende voor een andere werkelijkheid en was gepekeld in het new age denken en esoterische inzichten. Daarbij was hij een lastige en eigenlijk slechte baas. Je zou kunnen stellen, dat zijn niet zo positieve jeugdervaringen (hij werd opgevoed door vrij eng denkende pleegouders) hem de drive gaven om verandering te zoeken. Dat zien we bij meer innovatoren, ze zijn gegroeid en gelouterd door de tegenwind, die hun vlieger deed stijgen. Het blijkt ook dat ‘affective disorders’, zoals depressie en autisme en ‘mood disorders’ soms tot bovenmatige creativiteit kunnen leiden, net zoals niet normale links-rechts coordinatie in de hersenen. Vreemd genoeg wordt ‘openstaan’ voor andermans ideeën vaak geassocieerd met creativiteit, maar blijken hypercreatieven zich toch zeker innerlijk te verzetten tegen de gangbare opvattingen.

Er zijn er (op basis van neurologische research) aanwijzingen dat zowel positieve als negatieve gevoelens en stemmingen (affects) de creativiteit positief kunnen beďnvloeden. Dat zou kunnen inhouden dat creatief denken een reactie is op emotioneel uit balans zijn, een manier om daarmee te dealen.

Creativiteit in die zin is, net als de ontwikkeling van symbolische taal, mogelijk een logische component van evolutionaire ontwikkeling in de zin van het natuurlijk reageren op veranderende omstandigheden en het zoeken naar mogelijke antwoorden daarop.

Van frustratie naar innovatie

Nu zou je uit de creatieve impuls gebaseerd op negatief affect (gevoelssituaties) kunnen afleiden, dat bijvoorbeeld onderwijs (voor zover dat ten doel heeft vooruitgang te bevorderen) helemaal niet zo makkelijk moet zijn. Je moet het juist extra moeilijk maken. Dat zou een factor kunnen zijn die echte (genotypische) innovatie bevordert. Dat is wel wat anders dan wat er nu wordt gedacht. Weg met subsidies, steun, pamperen en stimuleren, laat de besten maar boven komen drijven. Dat is marktdenken, concurrentie zien als de beste filtering, de overlevers hebben hun talenten onder druk moeten ontwikkelen, de achterblijvers worden de onderklasse.

Niet erg sociaal, maar in zekere zin ook wel wat aan de basis ligt van Silicon Valley. Het lijkt misschien dat alles daar ging om steun en een positief klimaat, maar in feite is het daar een grotere ratrace dan elders, een pressure cooker waarin de besten overleven. De imitaties van dat model zijn dan ook voor het grootste deel vastgelopen, drijven op overheidssteun en zijn leuke netwerk werkverschaffers. Meer kijkers en begeleiders dan initiatiefnemers, meer behendige subsidieverkrijgers dan innovators, helaas veel weggegooid geld en energie, terwijl de echte uitvindingen weer ergens in een achteraf garage plaatsvinden. Bovendien maakt makkelijk reizen, cyberspace en internet communicatie de uitwisseling zo makkelijk, dat fysieke concentratie en het idee van superuniversiteiten of incubatie-instituten zoals Amsterdam dat nu weer wil, misschien wel achterhaald is.

Op dit moment wordt in landen als China en India, maar ook in Afrika met indrukwekkende groeicijfers gescoord, maar blijkt dat toch weer vooral een kwestie te zijn van kleinschalige initiatieven. De overheid kan stimuleren, grote bedrijven maken luxe en communicatie bereikbaar, maar het zijn de kleine mannetjes en vrouwtjes die de welvaart echt dragen. Winkeliers die zakenmensen worden, sociale ondernemers die hun situatie uitbuiten, politici die wat meer doen dan hun boekje voorschrijft, niet alleen zakkenvullers maar ook idealisten die met oplossingen komen en samen die groei veroorzaken en hun achterstand inhalen en meer.

Origineel en adaptief

Een origineel en diep idee met verstrekkende gevolgen is zeldzaam. Meestal gaat het om aanpassingen, langzaam veranderende inzichten. Die zijn misschien gebaseerd op dat oorspronkelijke idee, maar het is meer vormgedreven, meer buigend naar specifieke toepassingen. Dat betekent dat in de latere fasen (waar meer development en minder research aan de orde is) de veranderingen een geleidelijker en meer permanent karakter krijgen en daarin ook meer te sturen zijn.

Het onderscheid tussen echt originele ideeën en het verder ontwikkelen ervan is ook fundamenteel in het gebruik van allerlei zogenaamde creativiteits-verbeterende technieken. Problem solving workshops, brainstorming sessies, vrije associatie, prototyping, reverse engineering, gestructureerde probleemanalyse, er is van alles qua creativity technieken om verder te komen met individuen of groepen. Het is opvallend dat men daarbij technieken als LSD of drugsgebruik, meditatie, bidden, lucid dreaming, hypnose en dergelijke, wel gebruikelijk in de kunst- en muziekwereld, in zakelijke omgevingen uit de weg gaat. Als creativiteit in wezen niets anders is dan toegang krijgen tot een onderbewuste werkelijkheid zou daar een meer productieve aanpak gevonden kunnen worden.

Creativiteit

De theoretische visies op creativiteit als basis van nieuwe ideeën en producten zijn velerlei, de meeste hebben te maken met de “4 P’s” - proces, product, persoon en plaats. Hoe ontstaat creativiteit, wat is het resultaat in welke vorm, door wie of welk soort persoon en in welke setting. Natuurlijk is ook kritiek geven op een idee, het verbreden, versmallen, kaderen of integreren en relateren creatief, maar anders en minder uniek. De essentie van echt revolutionaire (genotypische) innovatie boven fenotypische ontwikkeling is toch dat een heel nieuw idee ontstaat. Creativiteit is dus gevarieerd, ook qua niveau, er is kleine c en grote C creativiteit, niet alles hoeft wereldschokkend te zijn.

Wat in dit soort analyses, die set en setting benadrukken, ontbreekt is de magische factor. Welke externe maar fundamentele factor is de basis van een idee, wat maakt dat iemand zich überhaupt ergens druk over maakt en ergens een klik ziet.

Hangen creativiteit en innovatie met elkaar samen? Dat is een interessante vraag. Net als het IQ van iemand, gebaseerd op een mengsel van verschillende gebieden en niet altijd relevant, is ook creativiteit een eigenschap met verschillende pijlers. Je kunt creatief zijn in tegenspoed, om uit moeilijkheden te geraken, maar ook vanuit een soort mystieke verbinding met het al en wat is het meest relevant in een gegeven situatie? En is het jezelf opzadelen met een moeilijk probleem niet een soort interne foltering, die oplossingen vanuit een dieper niveau oproept? Heel veel uitvindingen en inzichten komen voort uit dromen, het onderbewuste verwerkt de impuls en de frustraties en draagt een beeld of inzicht aan. In die visie is innovatie dus gekoppeld aan een oplossing en is het idee dat mooie visies of inzichten vanzelf komen dus minder logisch.

Wat is dan wel het geheim, de verborgen formule voor innovatie? Daar is nog geen eensluidend antwoord op, de HR (personeels) goeroes praten over selectie, stimulering en begeleiding, de venture capital mensen praten over worsten en beloning, de psychologen over personality types, de netwerkgelovigen over uitwisseling en community effecten. In retrospect (kijkend naar gelukte innovatie) hebben ze allemaal een beetje gelijk, maar wat ontbreekt is een brede visie op het hoe en waarom van verandering en hoe die samenhangt met leven, groeien, bestaan. Dat klinkt wat vaag, in de praktijk zien we echter dat de successen in venture capital, in technologie en in ondernemen veel meer samenhangen met intuďtie en gevoel dan met planmatige analyse en begeleiding. Structuurbegeleiding en businessplannen zijn zoethouders, het gaat om de mensen, dat blijkt iedere keer weer. De intuďtieve aanpak en dat betekent toelaten van niet wetenschappelijke, niet logische en irrationele factoren werkt het beste. Misschien zou de les moeten zijn, dat innovatiebeleid en change management veel meer te maken hebben met het contact (van individuen, organisaties, bewegingen) met het andere, onderbewuste en virtuele dat zich onder al dat rationele afspeelt.

Change- en innovatie-management is een mensenvak, en omdat mensen vooral irrationeel opereren niet makkelijk te vatten in regels, structuren en matrices. Wie bedenkt een methode om het change (innovatie) quotient van mensen en organisaties reproduceerbaar in kaart te brengen? Zo’n INQ indicatie of Creativity Quotient zou voor change management (en dat is wat anders dan een organisatie leiden en op de winkel passen) zeer waardevol zijn. Er zijn wel een aantal tests zoals de Torrance Tests of Creative Thinking en verschillende Divergent Thinking tests en andere psychometrische manieren om via divergentie, associatie indices een indruk te krijgen, maar die gaan voorbij aan wat voor mij de essentie is van echte innovatie, toegang tot de onzichtbare wereld via het onderbewuste.

nov 2013 LS